dinsdag 18 maart 2014

Hans en Grietje en tante Maaike



Ik had Maaike al mijn hele leven gekend en daarom had ik het natuurlijk nooit zo kunnen bedenken. Achteraf heb ik pas geweten dat Maaike geen echte tante was geweest, maar iemand die deze titel had veroverd vanwege haar frequente aanwezigheid bij ons thuis.
Maaike woonde drie, vier straten verderop en fietste elke dag langs, als ze terug kwam uit haar werk. De ene keer zwaaide ze en de andere keer, als ze een pestbui had of als het regende, zo had Maaike me eens verteld, zwaaide ze niet. Maaike had zelf geen kinderen en ook geen man. Mama zei altijd tegen Maaike dat haar prins op het witte paard nog wel voorbij zou komen, als ze aan tafel thee zaten te drinken. Maaike vroeg dan altijd om een teiltje terwijl ze haar vinger in haar mond stopte. Mama en Maaike schoten dan altijd in de lach, en die ene keer toen ik met de appelgroene afwasteil uit de keuken aan kwam zetten, nog harder. Kortom, Maaike was kind aan huis bij ons en paste ook wel eens op mij en mijn broertje.

Bewust of onbewust, ik had gewoon nooit meer aan die zonnige nazomermiddag teruggedacht. Nadat ik echter in de krant een stuk had gelezen over de gevolgen van buitensporige angst bij kinderen, was het incident me plotseling weer te binnen geschoten. Waren we maar nooit meegegaan. Maar we waren kinderen en hadden Maaike onvoorwaardelijk vertrouwd. Ze was misschien wel een aparte, maar Danny en ik hadden haar gewoon leuk en prettig gestoord gevonden.

Het was een woensdagmiddag en ik herinner me dat Maaike, Danny en ik op de schommelbank zaten in de tuin. Ik moet een jaar of vijf, zes geweest zijn en Danny zeven of acht. Maaike las ons voor uit het grote Gebroeders Grimm voorleesboek. Ik was, zoals bijna elk kind van die leeftijd, gek op sprookjes. Toen Hans en Grietje weer in de armen van hun betraande ouders waren gevallen, alles goed was afgelopen en Maaike ons vroeg: ‘Zullen we echt Hans en Grietje gaan spelen in het bos?’, hadden we in koor ‘Jaaaa!!’ geroepen.

Aldus waren we in de oude bakfiets gezet en fietsten we naar het bos aan de oostkant van de stad, al zingend - niet helemaal in lijn met het juiste sprookje - : ‘Ik ben niet bang voor de boze wolluf, ik ben niet bang’. Onderweg zijn we ook nog even bij een bakkertje gestopt voor een zak broodkruimels.
‘Ok’, zei Maaike op een grote open plek in het bos, ‘jullie gaan nu op je buik liggen en tellen tot 100, dat kunnen jullie wel, hè? Dan sta je op en volgen jullie het broodspoor dat ik nu ga strooien, goed? Net als Hans en Grietje. Een, twee, drie, ja, ogen dicht!’
We lieten ons op onze buik vallen en telden zo goed en zo kwaad als het ging samen tot 100. Ik herinner me dat ik met mijn hoofd op mijn handen lag en de heerlijk ruikende grassprietjes als door een vergrootglas zag, zo dichtbij.
‘Kom op’, zei Danny. We sprongen op en gingen op zoek naar het eerste kruimeltje. Weldra liepen we hand in hand op een bospad, het broodspoor achterna, ons niet beseffend dat een paar minuten geleden hier, op deze plek, de stoppen bij Maaike moeten zijn doorgeslagen. Op een gegeven moment week het spoor van het pad af, ging een grote heuvel op, en ook weer af, een bruggetje over, om plotseling te stoppen voor een soort boswachtershuisje van baksteen, met een zwart puntdak en een groene metalen deur. We keken elkaar aan. Het was doodstil in het bos, waarschijnlijk omdat het zo ondertussen rond etenstijd was, maar daar hielden we ons totaal niet mee bezig. Het was zo spannend dat we de tijd en onze magen even buitenspel hadden gezet. Een briesje speelde met de kruinen van de bomen en af en toe hoorde je een vogel.
‘Wat nu?’, vroeg ik aan Danny.
‘Nu moeten we denk ik op die groene deur kloppen’, zei Danny.
‘Dat durf ik niet’, antwoordde ik. Danny klopte op de deur.
‘Knibbel, knabbel, knuistje, wie knabbelt er aan mijn huisje?, antwoordde een krakende stem.
We geloofden onze oren niet. Een heks!? Voordat we ons konden afvragen of de stem nou wel of niet bij Maaike hoorde, verscheen de heks van achter het huisje.
‘Zo, kindertjes, rotkindertjes, komen jullie maar eens hier’, en terwijl ze dat zei, sprong ze naar voren, greep ons bij de nek en had ons binnen een mum van tijd aan een boom naast het huisje vastgebonden.
‘Maaike, ik vind het niet leuk meer, Maaike, ik wil geen Hans en Grietje meer spelen’, piepte ik.
‘Houd je mond, aanstellertje’, siste ze me toe, ‘met jullie veilige, perfecte leventjes. Het wordt tijd dat jullie eens voor hetere vuren komen te staan en een beetje karakter tonen, of in ieder geval kweken’.
‘Maaike, ben je gek geworden of zo, hou op, doe effe normaal!’, had Danny gezegd, zijn eigen angst overschreeuwend.
Maar ze had geen krimp gegeven en had ons toegebeten: ‘Luister, jullie wachten tot het donker is, dat duurt nog een uurtje, en dan moeten jullie je bevrijden en, net als Hans en Grietje, de weg weer terug naar huis vinden’.
‘Neee!’, gilde ik luid snikkend, ‘dat wil ik niet! Ik wil naar mama toe! Maak me los!’
Maar ze was verdwenen.

Het is ons dat uur voordat het donker werd niet gelukt het touw waarmee we vastgebonden zaten los te krijgen, ondanks onze verwoede pogingen. We zijn toen een erg lange, koude en donkere nacht ingegaan. Gelukkig waren we met zijn tweeën. Het is absoluut de engste nacht in mijn leven geweest. Niet eens zozeer vanwege de kou of omdat het pikkedonker was, wat al erg genoeg was met al die geluiden die we niet konden plaatsen, maar meer omdat we doodsbenauwd waren dat die ‘heks’ weer zou terugkomen. De blik in haar ogen was angstaanjagend geweest.

De volgende ochtend zijn we gevonden door een oudere man die zijn hond aan het uitlaten was. Uiteindelijk konden we, net als Hans en Grietje, huilend van blijdschap onze ouders in de armen vallen. We hebben het er na die dag nooit meer over gehad, net zo min als de naam Maaike ooit nog is gevallen of dat we haar ooit nog hebben gezien.

Als ik er nu zo op terugkijk, vermoed ik dat er die nacht een soort basisangst mijn leven is binnengeslopen. Dus om nu dit sprookje te eindigen met ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’…..ik zal mijn broer eens bellen, kijken wat hij zich nog van het voorval herinnert. Maar laat ik in ieder geval even voor mezelf spreken: nou nee, niet dus.


(Esta Thriller Wedstrijd, korte referentie in de Esta van juni 2010)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten