zondag 4 januari 2015

The Wall.



Veronique kon zich niet meer herinneren hoe ze precies op het idee waren gekomen om de muur die hun twee woningen van elkaar had gescheiden, door te breken. Als vier hippiekinderen hadden ze gehoor willen geven aan de vervlogen idealen van hun ouders, zoiets? David en zijzelf hadden Magnolialaantje nummer 33 in juni betrokken, een paar maanden voordat hun buren Askja en Ganti naast hen waren komen wonen. Ze hadden het IJslandse stel die zomer op een Grieks eiland ontmoet en ze hadden goed met elkaar overweg gekund. Aan het eind van die vakantieweek hadden Askja en Ganti hen verteld dat de mogelijkheid bestond dat ze van Reykjavik naar Nederland zouden verhuizen in verband met hun werkzaamheden. Nummer 35 had een maand later nog niet koud te koop gestaan of ze had een whatsappje gekregen van Askja dat zij het hadden gekocht!
Iedereen zal andere associaties hebben bij de straatnaam ‘Magnolialaantje’. Veronique had zich er iets blijs en zonnigs bij voorgesteld. David had na een avond op Funda de naam laten vallen en ze waren de volgende dag gaan kijken. Het Magnolialaantje was echter een smalle, vrij donkere straat, met arbeidershuisjes waarbij je vanuit de voordeur zo de straat op stapte. Maar ze waren beiden op slag verliefd geworden op de knusse woning. Dit was ook te danken geweest aan de enorme bloeiende witte magnolia die jaren geleden in het achtertuintje was geplant. Hij was aan alle kanten over de schuttingen heen gegroeid. De buren van de omliggende tuinen hadden dat nooit een probleem gevonden, had de makelaar gezegd. Nee, geen wonder, met zo’n prachtige boom.
Ze hadden elkaar niet overlopen. Gewoon, een praatje bij het naar binnen of buiten gaan en met enige regelmaat een spontane borrel, dat wel. David kon de humor van Ganti wel waarderen en toegegeven, je kon enorm met ze lachen. Nu wist ze het weer. Die herfst waren de beperkte afmetingen van de woonkamertjes (4x4) tijdens een borrel ter sprake gekomen. De woonkamers zaten aan de donkere en koude noordkant. De plannen waren na enkele flessen wijn snel gesmeed. Ze zouden ruimte en licht creëren door de tussenmuur uit te breken. Er bestonden aan beide kanten geen kinderplannen, er waren geen huisdieren, ze werkten alle vier fulltime, waren ’s avonds vaak weg en “they got on, didn’t they?”. Ze zouden alleen de huiskamer delen, de andere ruimtes van de twee huizen bleven vanzelfsprekend privéterrein. Waarom ze er in hemelsnaam mee akkoord was gegaan was Veronique eigenlijk nog steeds een raadsel. David en Ganti hadden er geen gras over laten groeien en enkele enthousiaste weken, bouwtekeningen en Karweibezoeken later was het lot van de muur beslecht, mooi vormgegeven met een grote boog. Ze hadden de banken rug aan rug in de opening gezet en de eerste weken grappend en grollend de koffie en koek ruggelings aan elkaar doorgegeven.
Na verloop van tijd begon Veronique echter kleine veranderingen op te merken. Ze dacht aanvankelijk nog dat het aan haarzelf lag. Die vaas bloemen had ze toch niet op het dressoir maar in de vensterbank gezet? En wat waren de mandarijnen opeens snel op? De deur van haar kledingkast had een sleutel en die draaide ze na gebruik altijd automatisch op slot. Maar nu stond de deur soms op een kier. Sterker nog, ze kon die ene leuke witte blouse nergens meer vinden! David zei dat ze zich dingen inbeeldde. Het ergste vond ze dat hij stil en teruggetrokken werd. Als Veronique daar iets van zei, wuifde hij haar bezwaren weg. Veronique begon meer tijd boven door te brengen of bleef langer hangen op de sportschool. Ze sliep slecht, zo unheimisch voelde hun ‘gezamenlijke woonkamer’ nu aan. Wat een onzalig commune-achtig idee was dat doorbreken geweest, zeg!
Een paar weken na die belachelijke verbouwing was David op een dag niet thuisgekomen. Tenminste, hij was wel thuis geweest, maar was blijkbaar weer weggegaan. Z’n secretaresse had verbaasd aan de telefoon verteld dat hij rond een uur of drie van kantoor was gegaan. Veronique was bij thuiskomst eerst het hele (of moest ze zeggen halve?) huis doorgelopen, maar er was in geen velden of wegen iemand te bekennen geweest. Het gekke was dat Davids huissleutels en mobiele telefoon wél, maar z’n autosleutels en portemonnee níet op de salontafel hadden gelegen. David zou nóóit zomaar zonder bericht wegblijven, dat wist ze zeker, zo hecht waren zij gewoon. Waar ze helemaal geen chocola van had weten te maken was het feit dat die dag kennelijk iemand ook de magnolia, háár magnolia, had toegetakeld. Ze wist bijna niet wat ze erger vond, de verdwijning van haar man of haar ontzielde boom, zo verloren hadden de afgezaagde takken er in de tuin bijgelegen.
Veronique was er heilig van overtuigd dat zowel Ganti als Askja iets te maken hadden met alle vreemde voorvallen van de laatste tijd. Van ellende had ze een paar glazen rode wijn achterover geslagen, een kalmeringsmiddel ingenomen en was ze naar bed gegaan. Onder haar kussen had ze - in een opwelling - het broodmes neergelegd. Morgenochtend zou ze de politie bellen, als er tenminste ook niet iets raars met háár zou gebeuren vannacht!  
Rond 4 uur ’s morgens was ze wakker geworden van het bewegen van hun donzen dekbed. David was een woeler en ze werd tot haar ergernis wel vaker wakker van hem... maar… huh? Haar hart had een slag overgeslagen. Behoedzaam was ze overeind gekomen en had ze haar schemerlampje aangeknipt. Ze keek tegen het achterhoofd van.. Ganti aan!? OMG, no! Voorzichtig was haar hand onder haar kussen gegleden, op zoek naar het mes.
Veel later had ze de psychiater verteld dat de stoppen toen moesten zijn doorgeslagen. Ze kon zich nog voor de geest halen dat iemand haar bij de pols had beetgepakt en op de achtergrond een woedend ‘what the hell do you think you’re doing!?’ had geklonken. De rest was blanco, noppes, nada. De psychiater had haar dossier weggeklikt en verzucht dat het zeer spijtig was dat er doden waren gevallen.  Ja.. hè, hè.

dinsdag 18 maart 2014

Niets is wat het lijkt.

Haar directe omgeving had haar wel eens dweepziek genoemd, maar zelf hield ze het op een onbegrensd enthousiasme voor kunstzinnige mensen die haar tot in het diepst van haar wezen konden raken. Tegenwoordig moest elk beestje een naam hebben en ze grinnikte bij de gedachte dat ze ‘adoratiestoornis’ ook wel een leuke vond. Toch hadden haar dierbare critici misschien gelijk, zo had ze gisteren in haar favoriete boekwinkel ondervonden. Daar had een bekend schrijver gesigneerd. Ze had de stoute schoenen aangetrokken en was voor een handtekening naar de winkel in de oude binnenstad gewandeld. Meer nog dan die krabbel ergens op een bladzijde, had ze de schrijver in de ogen willen kijken. De vonk van zielsverwantschap, van herkenning en van woordeloos begrip had ze willen zien overslaan. Het had anders uitgepakt.
Ze kende de schrijver uit haar jeugd. De roman ‘Het vertrek van Jochem Stilman’ had haar toentertijd omvergeblazen. Heerlijk zoals je je dan, zowel tijdens als na het lezen, dagenlang in een andere, parallelle wereld kon bevinden. Ze had zelfs een boekbespreking aan de schrijver en zijn roman gewijd voor een schoolopdracht, zo in de ban was ze geweest van de magie van het verhaal. Het boek zelf had ze destijds waarschijnlijk uit de bibliotheek geleend, want ze had het na haar schooltijd nooit meer in handen gehad en de titel kwam dus wonderlijk genoeg niet voor in haar boekenkast.
Waarom ze het op een gegeven moment, decennia later, opeens had besteld via bull.com, wist ze niet goed meer. Misschien had ze al ergens de aankondiging gezien van de signeersessie in de boekhandel en die informatie onbewust opgeslagen. In ieder geval was het een aparte ervaring geworden om zoveel jaren later het boek, waar ze ooit zo lyrisch over was geweest, weer eens te lezen. Het rustige leefritme uit de jaren zeventig droop werkelijk van het papier; wat een ellenlange zinnen, zeg, met bijzin na bijzin! De observaties van het hoofdpersonage waren echter wel als universele waarheden overeind gebleven. Hoewel het zo was voorbestemd, was ze wéér ontdaan over de ontknoping: een ultieme ontmoeting van de hoofdpersoon met ene Jochem Stillman. Deze laatste komt, in het zicht van de ander en nog voordat ze een woord hebben kunnen wisselen, onder een bus terecht. Het meesterlijke maar vooral mooie verhaal had haar weer net zo meegevoerd als de eerste keer dat ze het las.
Een andere roman, waarbij ze dat bij het herlezen ook telkens had, was ‘Wuthering Heights’ ofwel ‘Woeste Hoogten’ van Emily Brönte. Van die ‘greatest of novels’ had ze door de jaren heen meerdere exemplaren verzameld, inclusief de diverse filmversies, dus dat verhaal was als het ware met haar meegegroeid. De woonplaats van de schrijvende zusters Brönte, Haworth, in Engeland, had ze ook ooit eens bezocht. De wandelingen over ‘the moors’, de heidevelden, de ruige natuur, de wind die er vrij spel had, het had haar naderhand allemaal geïnspireerd tot het schrijven van een paar gedichten en het maken van een schilderij. Dweepziek.. ach, ze was gewoon een romanticus! Ze was blij als een kunstwerk haar zo kon beroeren. Of het nu beeldende kunst was, een roman, muziek, of, om maar iets te noemen, wuivend gras: inspiratie was de ultieme staat van zijn, vond ze, waarbij de tijd stilstond en de wereld kortstondig in opperste staat van balans verkeerde.
Dat soort bijzondere momenten kunnen delen is natuurlijk het summum. Vandaar dat ze had besloten de nu waarschijnlijk gepensioneerde schrijver, Hendrik de Lichte, tijdens zijn meet&greet-sessie in de boekhandel op te zoeken. Als je als lezer het gedachtengoed van een schrijver zo kon invoelen, dan moest daar non-verbaal bij een ontmoeting ook iets van blijken, daar was ze van overtuigd.
De deur van de boekhandel liet bij binnenkomst een vrolijk belletje rinkelen. Het was redelijk druk en ze sloot zich aan in de rij. Er hing een uitbundige sfeer, die op zich niet echt bij het werk van Hendrik de Lichte paste, maar die wel vermakelijk was: veel vrouwen van in de vijftig met nogal wilde bossen grijzend haar die zich gedroegen als giechelende pubers. Ze lachte vrolijk mee om de grappen die over en weer vlogen. Na een minuut of tien had degene voor haar zijn handtekening binnen en was zij aan de beurt. Ze schoof haar exemplaar van ‘Het vertrek van Jochem Stilman’ over de oude eikenhouten tafel naar de voorovergebogen schrijver toe, zette haar allervriendelijkste blik op en begon enthousiast tegen zijn kalende kruin: ‘Meneer de Lichte....ik wilde u even zeggen….’. Hendrik de Lichte keek haar een seconde afwezig door zijn brillenglazen aan en draaide vervolgens zijn hoofd in de richting van een medewerker van de boekwinkel. ‘Marie, is er nog koffie? Ja? Zwart, met 1 klontje graag’. Zijn blik keerde terug naar twee vrijwel blanco pagina’s van het ondertussen opengeslagen boek. ‘Sorry, waar wilde u de handtekening hebben?’, verzuchtte hij. ‘Ik…’  Tranen welden omhoog. ‘….op de rechter pagina, graag..’, antwoordde ze lichtelijk aangeslagen. Het viel haar op dat hij linkshandig was. Hij schoof de roman, een goedkope paperback versie, weer terug over de tafel en even kruisten hun blikken elkaar. Nu dan? Ze haalde adem, klaar om hun interactie, hoe flinterdun ook, voort te zetten. Het moment gleed echter geruisloos voorbij en er gebeurde niets, helemaal niets. Hendrik de Lichte keek alweer langs haar heen naar de volgende smachtende wachtende. Geen feest der herkenning, eerder een gapende leegte, gevolgd door een korte doch oorverdovende stilte. Met een kordaat knikje, om zichzelf toch nog maar een beetje een houding te geven, verliet ze de rij en vervolgens de winkel. Het deurbelletje klonk desolaat en bedroefd.
En nu had ze zojuist op UwLokaleDagblad.nl gelezen dat Hendrik de Lichte gisteren na afloop bij het verlaten van de winkel was geschept door een brommer! Ze had zich verslikt in haar thee. Nee..
Wat als hij haar nu wel iets langer in de ogen had gekeken? 

(opgenomen in bundel 'Karma', Calami Literatuurwedstrijd, 2014)

Vanuit een boom.



Ik vertel dit verhaal vanuit een grote, ’s zomers zoetgeurende loofboom, op een schoolplein. Al ruim een week zit ik nu hier in die boom, geloof het of niet. Het zit namelijk zo: ik houd twee ex-collega’s in de gaten. Maar laat ik bij het begin beginnen, voordat u denkt met een of andere gek te maken te hebben.
De eerste vergadering waarin me iets vreemds opviel, was de laatste vergadering voor de zomervakantie, die van de overgangsrapporten. Voor de gelegenheid stonden de tafels opgesteld in carré-vorm, met aan het hoofd Gotthard, onze uit Zwitserland geïmporteerde teamleider. Ons rumoerige docententeam telde ongeveer vijftien collega’s. Mijn collega Kamille zat aan het begin van de carré, bij de deur, naast Stan, ook een collega. Aan de overkant zat ik, precies tegenover Kamille. Op het digibord aan de muur achter Gotthard vlogen de namen van leerlingen en hun bijbehorende vakken en cijfers voorbij. Nog steeds kan ik niet begrijpen dat ik de enige ben die iets heeft gezien. Misschien is dat ook niet zo, maar dan hebben de anderen -wijselijk-  hun mond gehouden. Dat die twee een klik hadden, dat wist volgens mij iedereen.
Terwijl Gotthard ons door de rapportcijfers heen loodste, zag ik ‘Stan-The-Man’ stilletjes zijn hand op het dijbeen van Kamille leggen. Dat gebeurt wel meer op de wereld, maar als je dat niet verwacht, wekt het toch verbazing. Voor de goede orde: Kamille was getrouwd en moeder van twee kinderen. Ze was ook blond en mooi. Maar goed, hoe kan dat ook anders, met zo’n naam, nietwaar. Ook Stan was gehuwd en, toegegeven, een charismatische persoonlijkheid. 


(Voor dit verhaal heb ik de auteursrechten afgestaan. Wil je weten hoe het afloopt? Het is gepubliceerd in de bundel 'Overspel, wat bezielt ze?', Uitgeverij Sceltapublishing.com, isbn 9789491884016, 2013)


Dilemma’s bij de keukendeur.



Hij had altijd al een zwak voor complottheorieën gehad. Dat was nu eenmaal zijn inslag. De kranten stonden bol van de berichtgeving over het opwarmen van de aarde, we hadden net de klimaattop in Kopenhagen gehad en moest je nu eens naar buiten kijken! Wit, helemaal wit was het en dat al weken! De winter was vroeg ingevallen dit jaar, al in december. De berichten in de media versus zijn eigen zintuiglijke waarneming brachten hem in verwarring. Steeg de gemiddelde temperatuur op aarde nu of gingen we bij wijze van spreken een nieuwe ijstijd tegemoet?

Peinzend stond hij bij het keukenraam in zijn kop thee te roeren. Hadden de grote, gevestigde bedrijven die nu ook de mond vol hadden van duurzaamheid belangen die zijn pet, of liever gezegd, zijn fleece muts te boven gingen? ‘Duurzaam produceren’ was toch überhaupt een contradictio in terminis of zag hij dat verkeerd? Hij zei het in ieder geval nooit ergens hardop. Wat kon hij, of wie dan ook, als individu beginnen tegen het nog altijd prevalerende economische denken? Waarom had niemand het simpelweg meer over ‘consuminderen’? Hij stopte met roeren en legde het theelepeltje op het aanrecht, alsof hij de ernst van dit alles voor zichzelf wilde onderstrepen. Hij moest zich niet zo druk maken, had de dokter gezegd. Zo’n vaart zal het toch allemaal niet lopen, had ze tegen hem gezegd.

Hij vond echter dat hij iets moest ondernemen. De mensheid had recht op de waarheid en naar de waarheid zou hij zoeken. Zijn gezicht ontspande tot een glimlach. Als hij zichzelf serieus wilde nemen, moest hij dat natuurlijk wel ‘klimaatneutraal’ doen. Dat was toch ook zo’n nieuwe trend voor ‘elke zichzelf respecterende consument en producent’? Goed dan, hij zou een tocht naar het hoge noorden maken. Op zijn mountain bike, als dát niet  klimaatneutraal was.. En daar zou hij het heel groot in het ijs hakken of in de sneeuw uitgraven: We Want The Truth! En, als hij het zou redden in die kou, ook nog …And Nothing But The Truth!

Hij voegde de daad bij het woord want zo eenvoudig kon het zijn. Hij goot de thee uit de theepot over in zijn thermosfles, smeerde acht boterhammen, deed die in zijn klimaatneutrale, duurzaam geproduceerde trommel met keurmerk, trok zijn dikke winterjas aan en opende de keukendeur om zijn mountain bike uit de schuur te halen.

Oef, het was koud, zeg! En nu hij er toch zo bij stil stond, hij zou waarschijnlijk de Afsluitdijk niet eens meer halen, zo laag stond de zon al. Trouwens, hoeveel CO2 kwam er eigenlijk vrij bij de productie van een mountain bike? Hmm. Hij deed de keukendeur weer dicht.  

Morgen, morgenvroeg zou hij vertrekken. Lopend.



(Online gepubliceerd in Change Magazine, 2010, http://www.changemagazine.nl/opinie/dilemmas_bij_de_keukendeur)

De zinloze protestactie van de man in de blauwe zwembroek.

Hij kon het niet accepteren dit jaar, het einde van de zomer. Hij had een goede zomer gehad, een beste zomer, heel wat beter dan het jaar ervoor. En dus besloot bij tot een protestactie. Een zinloze protestactie, dat wel. Maar was alles in het leven niet zinloos?

Toen hij ’s ochtends op zijn wekkerradio hoorde dat het voorlopig de laatste warme dag van het jaar zou worden hoefde hij niet lang na te denken. Hij zou naar het strand gaan. Natuurlijk zou hij naar het strand gaan. En hij zou daar met zijn voeten omhoog gaan liggen en met zijn hoofd naar beneden. Niet erg comfortabel, nee. Ja, inderdaad, het bloed stroomt zo naar je hoofd. Maar goed, je moet wat, als je een statement wilt maken. Dan wordt comfort ondergeschikt. Normaliter speelden zijn handen wat met het warme zand, luisterde hij naar het ruisen van de zee en lag hij een beetje te dommelen. Maar nu was hij zich té bewust van zijn lichamelijke ongemak. Hij vroeg zich af hoe lang hij dit vol ging houden. Hij voelde al wat druk op zijn ogen. Zijn hoofd voelde al twee keer zo groot. Hij lag hier nu al hoe lang? Twee, vier, zes uur?

Jammer dat er niet zo veel mensen om hem heen lagen. Zijn gebruinde, goddelijke lijf was hen zeker teveel. Hij grinnikte even bij de gedachte. Maar anders zou het duidelijk zijn geweest dat zijn protestactie nóg een dimensie had. Iedereen die zonnebaadt of anderszins van de zee en het strand geniet, licht af en toe graag even het hoofd van de handdoek om, leunend op de ellebogen, rond te kijken, de horizon te aanschouwen en de zon op het water te zien dansen. Maar hij was met zijn hoofd in de kijkrichting van de duinen gaan liggen. Ja, uit protest. Het viel nu niet echt op, maar als er mensen om hem heen hadden gelegen was het wél opgevallen. Die hadden andersom gelegen. Misschien was hij altijd al dwars geweest. Nu, vandaag echter, had het meer te maken met weemoed. Hij wilde de zon niet zien ondergaan. Niet vandaag. Hij wilde het einde van deze zomer niet. Nog niet. Er hing nog té veel voor hem van af.

Hij besloot te blijven liggen tot het donker was. De zee opzettelijk negerend en met teveel bloed in zijn hoofd. Roerloos.


(M'n  eerste online gepubliceerde verhaal op de niet meer bestaande site www.everythingisastory.net in 2009)  

De verzamelaar



Een paar verhalen had hij geschreven. Hiervan waren er ook weer een aantal, om precies te zijn de helft, gepubliceerd. Tijd voor een interview was het geweest. En hem was het vuur na aan de schenen gelegd door een literaire criticaster. Waarom gebruik je altijd hetzelfde personage, wilde ze weten? En waarom altijd dezelfde stijl, had ze op licht ironische toon gevraagd, om zijn literaire tekortkomingen even haarfijntjes aan te stippen. Hij had deze reactie verwacht, deze manier van kijken en denken. Hij vond het niet erg, maar de prikkel en de emotionele lading die ermee gepaard ging haalde hem uit zijn.., wel, uit zijn evenwicht.

Hij had er weer mee voor de dag kunnen komen, met Het Feit, Het Gegeven. Hij vond het echter a/onzin en b/ privé:  zijn autistische trekken. Tenminste, als hij de waarheid wilde vertellen, waartoe hij wel altijd de neiging had.  Het simpele feit was dat er voor hem iets geruststellends van uit ging, van altijd iets op dezelfde manier doen. Niets meer en niets minder. Hij begon het vermoeiend te vinden om zichzelf steeds te moeten uitleggen. Daarom had hij nu eens zijn mond gehouden. Behoorde híj maar tot een meerderheid. Dan kon nu de journaliste háár perspectief verdedigen in plaats van andersom.

Toen hij die avond in zijn oude, leren Chesterfield zat, had hij het nog maar eens voor zichzelf samengevat. In zijn optiek was er niets mis mee om steeds hetzelfde personage op te voeren. Er waren toch ook mensen die op al hun vakantiefoto’s dezelfde knuffelbeer van thuis of dezelfde stapeltjes keien meekiekten? En zaten daar geen prachtige foto’s tussen? Waren die foto’s ook niet een verhaal op zich? Hij was gewoon een verzamelaar van varianten op een thema, zoals in de muziek. En wat te denken van schilders die hun hele leven alleen zelfportretten schilderde bijvoorbeeld. Fantastisch, toch? Hij was overigens weg van de zelfportretten van Rembrandt. Die kon hij uren bestuderen. Maar dat terzijde.
Was het niet ontzettend westers, die neiging tot continue verandering? Hij vond herhaling iets troostvols, iets rustgevends hebben. Ja, voor hem lag binnen de herhaling een wereld van mogelijkheden en verdieping open!

Hoe het ook zij, hij had zijn tong afgebeten tijdens het interview, omdat hij geen zin had gehad in het stigma. In plaats daarvan had hij haar nog een kopje thee aangeboden. In een ander maar toch zelfde kopje uit zijn bonte verzameling theekopjes, als stille hint.  Ze had het jammer genoeg niet begrepen.

(Gepubliceerd in Engagement met Autisme, NVA magazine, 2010)