woensdag 1 juli 2015

Moeder met een missie.



Locatie: een dertiger jaren woonkamer in een middelgrote stad in het westen van het land.    
Tijd: een vrijdagavond in het voorjaar, na het eten.
 
Waar zullen we dit jaar naar toe gaan, jongens?

‘Hallo, jongens en meisje??’ ....................

‘Joehoe, ik praat tegen jullie, kijk eens even op van die schermen. Waar zullen we heen gaan deze zomervakantie?’.
‘O nee, mam, niet nu!’ Ben, 12 jaar.
‘Ja, ik weet het wel, mam, naar Hawaï, of Aruba! Dat is cool. Marije is vorige zomer ook naar Aruba geweest.’ Lobke, 16 jaar.
‘Toe maar.. Leuk idee, maar zullen we even realistisch blijven?’
‘Nou, laat dan maar zitten, het was leuk maar  ik ga echt niet weer naar Bel-gie-juh op vakantie, duh-huh!’
‘Kom op, zeg, Lob, we zijn een paar jaar geleden nog naar de Verenigde Staten op vakantie geweest! Alles is toch leuk, van Lutjebroek tot Zanzibar? En wie het kleine niet eert…’
‘Spaar me je preken, mams. Misschien ga ik wel niet eens meer mee! Rina vroeg of ik meeging op surfkamp en ik mag ook nog met Radboud mee naar hun tweede huis -met zwembad- in Frankrijk.’
‘Hm… Johnny, zeg jij eens iets ..’
‘Ok kiddo’s, we hadden het er toch over gehad om een boot te kopen en lekker de Friese meren op te gaan deze zomer?’
‘Ja, da’s waar, daddy, maar voordat je een ligplaats hebt geregeld hier ergens in de buurt is het vast alweer herfstvakantie!’
‘Ja, pap!’ Ben wordt wakker. ‘En dan hebben we trouwens ook geen wifi!’
Lobke werpt hem een vernietigende blik toe. ‘Ben, niet alles draait om online beschikbaarheid!’
‘Moet jij zeggen. Jij zit ook vast aan je i-phone. Als er geen wifi is, dan wil ik niét mee’.
‘Pfff, nou, de voorpret is altijd het leukst, zeggen ze..’ Een paar minuten stilte volgen. Karien staat op, zet haar kop thee op tafel, loopt naar de buffetkast, grist de koektrommel van de plank en met een Verkade Digestive in de mond mompelt ze tegen zichzelf, ‘ Karien, dit ga je anders aanpakken!’.



Twee maanden later, het eerste weekend van de zomervakantie, ’s ochtends.
Lobke is als eerste van het gezin Middeloo opgestaan. Ze komt met een kom yoghurt met muesli de huiskamer binnen en ploft neer op een stoel aan de eettafel. Als ze een hap neemt valt haar oog op het volgeschreven A-4tje dat op tafel ligt. Vrijwel meteen herkent ze haar moeders handschrift. Ze pakt het velletje op en leest:
Lieve huisgenoten,
Zoals jullie weten begint vandaag de…. zomervakantie! Ik schat in dat jij nu als eerste naar beneden bent gekomen, Lob, en deze brief dus ook als eerste zal lezen. Als Ben toevallig voor jou is opgestaan zal hij hem over het hoofd gezien hebben, schat ik zo in, en zit hij te gamen. Heb je al naar boven geroepen ‘Pap, er ligt een brief van mama op tafel!’ of ben je te nieuwsgierig en lees je hem eerst zelf? Schrik niet, lieverd, er is niks ernstigs aan de hand. Ik ben er niet vandoor of zo, alhoewel, dat is niet helemaal waar, maar niet zoals je misschien in eerste instantie denkt.
Omdat ik jullie niet meer, maar dan ook totáál niet meer, over de zomervakantie heb gehoord, heb ik besloten het over een andere boeg te gooien. Ik word helemaal gék van de jaarlijkse besluiteloosheid rondom onze vakantieplannen. Er wordt deze keer niets meer geboekt, er wordt niets meer geregeld, er wordt geen bestemming meer voor jullie verzonnen: ik ben vanochtend vroeg bepakt en bezakt op de fiets vertrokken en jullie….. gaan mij zoeken!! Jaja, laat dat maar even op je inwerken..
Als enige wil ik wel verklappen dat ik in noordelijke richting trek. Precies, een speurtocht dus! Jullie krijgen precies drie dagen om me te vinden en enige voorwaarde is dat jullie óók gaan fietsen en kamperen. Het wordt mooi weer, dus.. Elke avond zal ik een aanwijzing whatsappen. Inzet: de winnaar hoeft een jaar lang de vaatwasser niet in en/of uit te ruimen, ok?
En, Lob, heb je al naar boven geroepen dat je moeder gek is geworden? J Ik zou zeggen, finish your breakfast and get going!
Hopelijk tot snel (maar niet té snel), kusjes,
Mama xxx. “

‘Pap! Mama is gek geworden!’
‘Hoezo?’
‘Nou, kom maar lezen, ze is op fietsvakantie gegaan en heeft een brief achtergelaten.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, gewoon, zoals ik het zeg!’
‘Hè??’

Even later zitten de andere twee Middelootjes ook aan tafel.
‘Ok, geef die brief eens hier, Lob? Het is vast weer een of ander geintje van je moeder. Nee, Ben, laat mij eerst even kijken, of lees anders even met me mee.’
‘Ik ga ondertussen even in de schuur kijken of mama’s fiets weg is’.
‘Doe dat’.
Als Lobke weer terugkeert in de huiskamer, hebben John en Ben samen de brief ook gelezen.
‘Haar fiets is weg.’
‘O. Nou… ehm…. Ben, ga jij eens op zolder kijken of de kampeerspullen nog op de vide staan? Of nee, weet je wat, we gaan wel even met zijn drieën kijken.’
Eenmaal boven blijken één van de trekkerstentjes, een Wildebeast matje en een dikke Nomads slaapzak niet meer op hun gebruikelijke plek te liggen. Vervolgens zien ze ook dat het campinggasje en het pannensetje zijn verdwenen.
‘Ik kan het bijna niet geloven, want jullie moeder is al jaren geen kampeerster meer, maar het ziet er naar uit dat ze toch echt met de… haha.. de noorderzon, is vertrokken.’
Ben kijkt zijn vader met net iets te grote ogen aan. ‘Gaan we mama zoeken, pap?’
‘Tja.. wat vinden jullie?’ ‘Daar heb ik geen zin in, hoor.’ ‘Nee, ik ook niet’ aapt Ben zijn zus na.
‘Laten we maar afspreken dat we er vandaag over nadenken.’ Drie paar voeten stommelen de trap weer af naar beneden. De middag verstrijkt en ze doen ieder hun ding, schijnbaar alsof er niets aan de hand is. Om zeven uur ’s avonds beginnen ze eens met koken en net als ze hun pasta met zalm, pesto en cashewnoten op hebben, klinkt op alle drie hun telefoons het gehum van een binnenkomend whatsappje.
Lieverds! Zijn jullie al vertrokken? Mijn gut feeling zegt van niet. Waarschijnlijk hebben jullie net de patat met kroketten op die jullie hebben gehaald? Of hebben jullie toch gekookt? Ik zit hier héérlijk voor mijn tentje op een leuke, kleine, rustige en toch gezellige camping, schat. Vanavond is er een e.o.a. game battle voor jongeren, Ben, met daarna een disco, Lob. Jullie weten niet half wat jullie missen! Ik zou toch echt morgen op die fietsen stappen! Ik denk dat ik nog wel een dagje hier blijf, dus een erg grote achterstand hebben jullie nog niet opgelopen. Big hug, Karien/mama xxx’
‘Nou, mama kent ons ook goed! Hoe wéét ze dat nou, dat we nog niet vertrokken zijn?!’

Als Ben die avond wordt ingestopt door zijn vader, snikt hij opeens dat hij zijn moeder mist.
‘Zullen we haar dan maar gaan zoeken morgen, wil je dat graag?’ Ben knikt. ‘Ok, dan doen we dat.’ Johnny kijkt nog even om de hoek van de deur bij Lobke. ‘Heb je dat net gehoord, Lob? Ben wil Karien gaan zoeken. Ga ook maar mee, ok? Dan pakken we morgen eerst alles relaxed in en vertrekken we in de loop van de middag.’
‘Jemig, pap, echt? Moet dat nou?! Ik zou morgen gaan shoppen met Trix!’
‘Dan sta je vroeg op, pak je eerst je spullen, ga je nog een uurtje of twee de stad in met Trix en dan vertrekken we daarna. ‘
‘Nee, ik ga niet op een zo’n paupercamping staan, heb ik helemáál geen zin in.’
‘Ik zal je matsen. We vinden mama toch de eerste dag niet, denk ik, dus ik vind het prima om de eerste nacht in een hotelletje te slapen met zijn drieën, in plaats van in een tent. Deal?’
‘Een hotel met zwembad?’
‘Als er eentje op de route ligt..’
‘Ok, deal.’
John loopt al grinnikend om zijn Jan, Jans-en-de-kinderen-gezin de woonkamer weer in. Hij begint zowaar bijna zin te krijgen in het fietsavontuur. Hij ploft neer op de bank, pakt zijn tablet en tikt ‘campings in Noord-Kennemerland’ in op Google. Waar zou ze zitten?
De volgende ochtend checkt John hun drie fietsen, neemt Lobke wat te eten en te drinken mee uit de stad voor onderweg, wordt alle bagage in de fietstassen gepropt, tot en met de zonnebrand en regenpakken aan toe en rond een uur of twee ’s middags vertrekt de mini-karavaan. Een buurvrouw uit de straat, Dini, die net haar hondje aan het uitlaten is, roept hen glimlachend toe. ‘Veel plezier!’, gevolgd door ‘Gaat Karien niet mee?’ ‘Nee, we gaan Karien achterna, die is gisteren al vertrokken!’ roepen ze gedrieën terug in koor. En vlak voordat ze de hoek omslaan voegt Ben er nog aan toe: ‘Het is een speurtocht!’

‘Waar fietsen we eigenlijk heen, pap?’
‘Laten we maar naar de pont bij Velsen fietsen. Mama zei dat ze in noordelijke richting zou reizen, we moeten dus het Noordzeekanaal oversteken en op de fiets is de pont de enige manier. Ja, je kan ook eventueel nog over de sluizen bij IJmuiden fietsen. Maar dat zien we daar wel, goed?’
‘Mag ik naast jou fietsen, pap?’
‘Maar dan moet ik alleen!’
‘Geen geruzie! Met z’n drieën fietsen is inderdaad niet erg handig. Gaan jullie maar voor, dan fiets ik wel achter jullie en dan wisselen we straks wel weer een keertje om.’
Een half uur later, op het fietspad in Driehuis, vlakbij de pont, met de wind in de haren en de zon op het gezicht, zitten ze luidkeels zingend op de fiets. Net als ze aan hun 4e couplet van het potje met vet willen beginnen, klinkt er een dwingende, ongeduldige fietsbel achter ze.
‘Hogerop, hogerop!’
Huh? Dat zeggen ze toch op de ijsbaan? Wat een idioot?
‘Jaja!’ bromt John geërgerd terug. ‘Ben, ga maar even achter Lobke fietsen, er wil iemand langs geloof ik.’
‘Hogerop, hogerop!’
Geïrriteerd kijken John, Ben en Lobke om. Er fietst een vrouw achter ze met een grote zonnehoed en zonnebril op. Breed grijnzend begint ze aan haar inhaalmanoeuvre.
Maar….
‘Mama!!! Wat doe jij hier???’
‘Ik ga met jullie mee op fietsvakantie!’
‘Ja, maar, ja, maar.. we moesten je toch zoeken?’
Ze stoppen allemaal midden op het fietspad en drie stomverbaasde gezichten staren haar ongelovig aan.
Karien barst in lachen uit.
‘O, jullie gezichten! Priceless! Haha, nee, dit leek me de enige manier om onze zomervakantie een beetje in beweging te krijgen, letterlijk en figuurlijk, haha. Ik heb bij Dini aan de overkant gelogeerd! Op die manier kon ik jullie eventuele vertrek goed in de gaten houden. We hebben gegierd van het lachen toen we jullie zagen inpakken en in de tuin bezig zagen met de fietsen. Op het moment dat jullie in de straat op de fiets stapten, heb ik ook die van mij bij Dini uit de schuur gehaald en ben ik voorzichtig achter jullie aan gaan rijden. Een paar keer was ik bang dat jullie me zagen, maar haha, jullie hadden niets in de gaten!’
‘Jemig, mam!’ Lobke pakt haar telefoon. ‘Dit moet ik ff op de Whatsapp gooien, zeg! Echt, hè!’
‘Wat een goeie, schat!’ John slaat een arm om Karien heen en geeft haar een zoen op de wang.
‘Ja, hè, haha!’
‘En gaan we dan nu weer naar huis?’ vraagt Ben.
‘Nee, hoor’, antwoordt Karien, ‘jullie waren zeker op weg naar de pont? We gaan gewoon het kanaal oversteken, kijk, hij staat al op ons te wachten. Ik ben benieuwd waar we vanavond overnachten, jullie?’


Gepubliceerd in de zomerverhalenbundel “Life’s a beach!”, Uitgeverij Amfea, ISBN 978-94-92184-18-4, juni 2015.
 

zondag 4 januari 2015

The Wall.



Veronique kon zich niet meer herinneren hoe ze precies op het idee waren gekomen om de muur die hun twee woningen van elkaar had gescheiden, door te breken. Als vier hippiekinderen hadden ze gehoor willen geven aan de vervlogen idealen van hun ouders, zoiets? David en zijzelf hadden Magnolialaantje nummer 33 in juni betrokken, een paar maanden voordat hun buren Askja en Ganti naast hen waren komen wonen. Ze hadden het IJslandse stel die zomer op een Grieks eiland ontmoet en ze hadden goed met elkaar overweg gekund. Aan het eind van die vakantieweek hadden Askja en Ganti hen verteld dat de mogelijkheid bestond dat ze van Reykjavik naar Nederland zouden verhuizen in verband met hun werkzaamheden. Nummer 35 had een maand later nog niet koud te koop gestaan of ze had een whatsappje gekregen van Askja dat zij het hadden gekocht!
Iedereen zal andere associaties hebben bij de straatnaam ‘Magnolialaantje’. Veronique had zich er iets blijs en zonnigs bij voorgesteld. David had na een avond op Funda de naam laten vallen en ze waren de volgende dag gaan kijken. Het Magnolialaantje was echter een smalle, vrij donkere straat, met arbeidershuisjes waarbij je vanuit de voordeur zo de straat op stapte. Maar ze waren beiden op slag verliefd geworden op de knusse woning. Dit was ook te danken geweest aan de enorme bloeiende witte magnolia die jaren geleden in het achtertuintje was geplant. Hij was aan alle kanten over de schuttingen heen gegroeid. De buren van de omliggende tuinen hadden dat nooit een probleem gevonden, had de makelaar gezegd. Nee, geen wonder, met zo’n prachtige boom.
Ze hadden elkaar niet overlopen. Gewoon, een praatje bij het naar binnen of buiten gaan en met enige regelmaat een spontane borrel, dat wel. David kon de humor van Ganti wel waarderen en toegegeven, je kon enorm met ze lachen. Nu wist ze het weer. Die herfst waren de beperkte afmetingen van de woonkamertjes (4x4) tijdens een borrel ter sprake gekomen. De woonkamers zaten aan de donkere en koude noordkant. De plannen waren na enkele flessen wijn snel gesmeed. Ze zouden ruimte en licht creëren door de tussenmuur uit te breken. Er bestonden aan beide kanten geen kinderplannen, er waren geen huisdieren, ze werkten alle vier fulltime, waren ’s avonds vaak weg en “they got on, didn’t they?”. Ze zouden alleen de huiskamer delen, de andere ruimtes van de twee huizen bleven vanzelfsprekend privéterrein. Waarom ze er in hemelsnaam mee akkoord was gegaan was Veronique eigenlijk nog steeds een raadsel. David en Ganti hadden er geen gras over laten groeien en enkele enthousiaste weken, bouwtekeningen en Karweibezoeken later was het lot van de muur beslecht, mooi vormgegeven met een grote boog. Ze hadden de banken rug aan rug in de opening gezet en de eerste weken grappend en grollend de koffie en koek ruggelings aan elkaar doorgegeven.
Na verloop van tijd begon Veronique echter kleine veranderingen op te merken. Ze dacht aanvankelijk nog dat het aan haarzelf lag. Die vaas bloemen had ze toch niet op het dressoir maar in de vensterbank gezet? En wat waren de mandarijnen opeens snel op? De deur van haar kledingkast had een sleutel en die draaide ze na gebruik altijd automatisch op slot. Maar nu stond de deur soms op een kier. Sterker nog, ze kon die ene leuke witte blouse nergens meer vinden! David zei dat ze zich dingen inbeeldde. Het ergste vond ze dat hij stil en teruggetrokken werd. Als Veronique daar iets van zei, wuifde hij haar bezwaren weg. Veronique begon meer tijd boven door te brengen of bleef langer hangen op de sportschool. Ze sliep slecht, zo unheimisch voelde hun ‘gezamenlijke woonkamer’ nu aan. Wat een onzalig commune-achtig idee was dat doorbreken geweest, zeg!
Een paar weken na die belachelijke verbouwing was David op een dag niet thuisgekomen. Tenminste, hij was wel thuis geweest, maar was blijkbaar weer weggegaan. Z’n secretaresse had verbaasd aan de telefoon verteld dat hij rond een uur of drie van kantoor was gegaan. Veronique was bij thuiskomst eerst het hele (of moest ze zeggen halve?) huis doorgelopen, maar er was in geen velden of wegen iemand te bekennen geweest. Het gekke was dat Davids huissleutels en mobiele telefoon wél, maar z’n autosleutels en portemonnee níet op de salontafel hadden gelegen. David zou nóóit zomaar zonder bericht wegblijven, dat wist ze zeker, zo hecht waren zij gewoon. Waar ze helemaal geen chocola van had weten te maken was het feit dat die dag kennelijk iemand ook de magnolia, háár magnolia, had toegetakeld. Ze wist bijna niet wat ze erger vond, de verdwijning van haar man of haar ontzielde boom, zo verloren hadden de afgezaagde takken er in de tuin bijgelegen.
Veronique was er heilig van overtuigd dat zowel Ganti als Askja iets te maken hadden met alle vreemde voorvallen van de laatste tijd. Van ellende had ze een paar glazen rode wijn achterover geslagen, een kalmeringsmiddel ingenomen en was ze naar bed gegaan. Onder haar kussen had ze - in een opwelling - het broodmes neergelegd. Morgenochtend zou ze de politie bellen, als er tenminste ook niet iets raars met háár zou gebeuren vannacht!  
Rond 4 uur ’s morgens was ze wakker geworden van het bewegen van hun donzen dekbed. David was een woeler en ze werd tot haar ergernis wel vaker wakker van hem... maar… huh? Haar hart had een slag overgeslagen. Behoedzaam was ze overeind gekomen en had ze haar schemerlampje aangeknipt. Ze keek tegen het achterhoofd van.. Ganti aan!? OMG, no! Voorzichtig was haar hand onder haar kussen gegleden, op zoek naar het mes.
Veel later had ze de psychiater verteld dat de stoppen toen moesten zijn doorgeslagen. Ze kon zich nog voor de geest halen dat iemand haar bij de pols had beetgepakt en op de achtergrond een woedend ‘what the hell do you think you’re doing!?’ had geklonken. De rest was blanco, noppes, nada. De psychiater had haar dossier weggeklikt en verzucht dat het zeer spijtig was dat er doden waren gevallen.  Ja.. hè, hè.

dinsdag 18 maart 2014

Niets is wat het lijkt.

Haar directe omgeving had haar wel eens dweepziek genoemd, maar zelf hield ze het op een onbegrensd enthousiasme voor kunstzinnige mensen die haar tot in het diepst van haar wezen konden raken. Tegenwoordig moest elk beestje een naam hebben en ze grinnikte bij de gedachte dat ze ‘adoratiestoornis’ ook wel een leuke vond. Toch hadden haar dierbare critici misschien gelijk, zo had ze gisteren in haar favoriete boekwinkel ondervonden. Daar had een bekend schrijver gesigneerd. Ze had de stoute schoenen aangetrokken en was voor een handtekening naar de winkel in de oude binnenstad gewandeld. Meer nog dan die krabbel ergens op een bladzijde, had ze de schrijver in de ogen willen kijken. De vonk van zielsverwantschap, van herkenning en van woordeloos begrip had ze willen zien overslaan. Het had anders uitgepakt.
Ze kende de schrijver uit haar jeugd. De roman ‘Het vertrek van Jochem Stilman’ had haar toentertijd omvergeblazen. Heerlijk zoals je je dan, zowel tijdens als na het lezen, dagenlang in een andere, parallelle wereld kon bevinden. Ze had zelfs een boekbespreking aan de schrijver en zijn roman gewijd voor een schoolopdracht, zo in de ban was ze geweest van de magie van het verhaal. Het boek zelf had ze destijds waarschijnlijk uit de bibliotheek geleend, want ze had het na haar schooltijd nooit meer in handen gehad en de titel kwam dus wonderlijk genoeg niet voor in haar boekenkast.
Waarom ze het op een gegeven moment, decennia later, opeens had besteld via bull.com, wist ze niet goed meer. Misschien had ze al ergens de aankondiging gezien van de signeersessie in de boekhandel en die informatie onbewust opgeslagen. In ieder geval was het een aparte ervaring geworden om zoveel jaren later het boek, waar ze ooit zo lyrisch over was geweest, weer eens te lezen. Het rustige leefritme uit de jaren zeventig droop werkelijk van het papier; wat een ellenlange zinnen, zeg, met bijzin na bijzin! De observaties van het hoofdpersonage waren echter wel als universele waarheden overeind gebleven. Hoewel het zo was voorbestemd, was ze wéér ontdaan over de ontknoping: een ultieme ontmoeting van de hoofdpersoon met ene Jochem Stillman. Deze laatste komt, in het zicht van de ander en nog voordat ze een woord hebben kunnen wisselen, onder een bus terecht. Het meesterlijke maar vooral mooie verhaal had haar weer net zo meegevoerd als de eerste keer dat ze het las.
Een andere roman, waarbij ze dat bij het herlezen ook telkens had, was ‘Wuthering Heights’ ofwel ‘Woeste Hoogten’ van Emily Brönte. Van die ‘greatest of novels’ had ze door de jaren heen meerdere exemplaren verzameld, inclusief de diverse filmversies, dus dat verhaal was als het ware met haar meegegroeid. De woonplaats van de schrijvende zusters Brönte, Haworth, in Engeland, had ze ook ooit eens bezocht. De wandelingen over ‘the moors’, de heidevelden, de ruige natuur, de wind die er vrij spel had, het had haar naderhand allemaal geïnspireerd tot het schrijven van een paar gedichten en het maken van een schilderij. Dweepziek.. ach, ze was gewoon een romanticus! Ze was blij als een kunstwerk haar zo kon beroeren. Of het nu beeldende kunst was, een roman, muziek, of, om maar iets te noemen, wuivend gras: inspiratie was de ultieme staat van zijn, vond ze, waarbij de tijd stilstond en de wereld kortstondig in opperste staat van balans verkeerde.
Dat soort bijzondere momenten kunnen delen is natuurlijk het summum. Vandaar dat ze had besloten de nu waarschijnlijk gepensioneerde schrijver, Hendrik de Lichte, tijdens zijn meet&greet-sessie in de boekhandel op te zoeken. Als je als lezer het gedachtengoed van een schrijver zo kon invoelen, dan moest daar non-verbaal bij een ontmoeting ook iets van blijken, daar was ze van overtuigd.
De deur van de boekhandel liet bij binnenkomst een vrolijk belletje rinkelen. Het was redelijk druk en ze sloot zich aan in de rij. Er hing een uitbundige sfeer, die op zich niet echt bij het werk van Hendrik de Lichte paste, maar die wel vermakelijk was: veel vrouwen van in de vijftig met nogal wilde bossen grijzend haar die zich gedroegen als giechelende pubers. Ze lachte vrolijk mee om de grappen die over en weer vlogen. Na een minuut of tien had degene voor haar zijn handtekening binnen en was zij aan de beurt. Ze schoof haar exemplaar van ‘Het vertrek van Jochem Stilman’ over de oude eikenhouten tafel naar de voorovergebogen schrijver toe, zette haar allervriendelijkste blik op en begon enthousiast tegen zijn kalende kruin: ‘Meneer de Lichte....ik wilde u even zeggen….’. Hendrik de Lichte keek haar een seconde afwezig door zijn brillenglazen aan en draaide vervolgens zijn hoofd in de richting van een medewerker van de boekwinkel. ‘Marie, is er nog koffie? Ja? Zwart, met 1 klontje graag’. Zijn blik keerde terug naar twee vrijwel blanco pagina’s van het ondertussen opengeslagen boek. ‘Sorry, waar wilde u de handtekening hebben?’, verzuchtte hij. ‘Ik…’  Tranen welden omhoog. ‘….op de rechter pagina, graag..’, antwoordde ze lichtelijk aangeslagen. Het viel haar op dat hij linkshandig was. Hij schoof de roman, een goedkope paperback versie, weer terug over de tafel en even kruisten hun blikken elkaar. Nu dan? Ze haalde adem, klaar om hun interactie, hoe flinterdun ook, voort te zetten. Het moment gleed echter geruisloos voorbij en er gebeurde niets, helemaal niets. Hendrik de Lichte keek alweer langs haar heen naar de volgende smachtende wachtende. Geen feest der herkenning, eerder een gapende leegte, gevolgd door een korte doch oorverdovende stilte. Met een kordaat knikje, om zichzelf toch nog maar een beetje een houding te geven, verliet ze de rij en vervolgens de winkel. Het deurbelletje klonk desolaat en bedroefd.
En nu had ze zojuist op UwLokaleDagblad.nl gelezen dat Hendrik de Lichte gisteren na afloop bij het verlaten van de winkel was geschept door een brommer! Ze had zich verslikt in haar thee. Nee..
Wat als hij haar nu wel iets langer in de ogen had gekeken? 

(opgenomen in bundel 'Karma', Calami Literatuurwedstrijd, 2014)

Vanuit een boom.



Ik vertel dit verhaal vanuit een grote, ’s zomers zoetgeurende loofboom, op een schoolplein. Al ruim een week zit ik nu hier in die boom, geloof het of niet. Het zit namelijk zo: ik houd twee ex-collega’s in de gaten. Maar laat ik bij het begin beginnen, voordat u denkt met een of andere gek te maken te hebben.
De eerste vergadering waarin me iets vreemds opviel, was de laatste vergadering voor de zomervakantie, die van de overgangsrapporten. Voor de gelegenheid stonden de tafels opgesteld in carré-vorm, met aan het hoofd Gotthard, onze uit Zwitserland geïmporteerde teamleider. Ons rumoerige docententeam telde ongeveer vijftien collega’s. Mijn collega Kamille zat aan het begin van de carré, bij de deur, naast Stan, ook een collega. Aan de overkant zat ik, precies tegenover Kamille. Op het digibord aan de muur achter Gotthard vlogen de namen van leerlingen en hun bijbehorende vakken en cijfers voorbij. Nog steeds kan ik niet begrijpen dat ik de enige ben die iets heeft gezien. Misschien is dat ook niet zo, maar dan hebben de anderen -wijselijk-  hun mond gehouden. Dat die twee een klik hadden, dat wist volgens mij iedereen.
Terwijl Gotthard ons door de rapportcijfers heen loodste, zag ik ‘Stan-The-Man’ stilletjes zijn hand op het dijbeen van Kamille leggen. Dat gebeurt wel meer op de wereld, maar als je dat niet verwacht, wekt het toch verbazing. Voor de goede orde: Kamille was getrouwd en moeder van twee kinderen. Ze was ook blond en mooi. Maar goed, hoe kan dat ook anders, met zo’n naam, nietwaar. Ook Stan was gehuwd en, toegegeven, een charismatische persoonlijkheid. 


(Voor dit verhaal heb ik de auteursrechten afgestaan. Wil je weten hoe het afloopt? Het is gepubliceerd in de bundel 'Overspel, wat bezielt ze?', Uitgeverij Sceltapublishing.com, isbn 9789491884016, 2013)