Veronique kon zich niet meer
herinneren hoe ze precies op het idee waren gekomen om de muur die hun twee
woningen van elkaar had gescheiden, door te breken. Als vier hippiekinderen
hadden ze gehoor willen geven aan de vervlogen idealen van hun ouders, zoiets?
David en zijzelf hadden Magnolialaantje nummer 33 in juni betrokken, een paar
maanden voordat hun buren Askja en Ganti naast hen waren komen wonen. Ze hadden
het IJslandse stel die zomer op een Grieks eiland ontmoet en ze hadden goed met
elkaar overweg gekund. Aan het eind van die vakantieweek hadden Askja en Ganti hen
verteld dat de mogelijkheid bestond dat ze van Reykjavik naar Nederland zouden
verhuizen in verband met hun werkzaamheden. Nummer 35 had een maand later nog
niet koud te koop gestaan of ze had een whatsappje gekregen van Askja dat zij
het hadden gekocht!
Iedereen zal andere associaties
hebben bij de straatnaam ‘Magnolialaantje’. Veronique had zich er iets blijs en
zonnigs bij voorgesteld. David had na een avond op Funda de naam laten vallen
en ze waren de volgende dag gaan kijken. Het Magnolialaantje was echter een
smalle, vrij donkere straat, met arbeidershuisjes waarbij je vanuit de voordeur
zo de straat op stapte. Maar ze waren beiden op slag verliefd geworden op de knusse
woning. Dit was ook te danken geweest aan de enorme bloeiende witte magnolia
die jaren geleden in het achtertuintje was geplant. Hij was aan alle kanten
over de schuttingen heen gegroeid. De buren van de omliggende tuinen hadden dat
nooit een probleem gevonden, had de makelaar gezegd. Nee, geen wonder, met zo’n
prachtige boom.
Ze hadden elkaar niet overlopen.
Gewoon, een praatje bij het naar binnen of buiten gaan en met enige regelmaat
een spontane borrel, dat wel. David kon de humor van Ganti wel waarderen en
toegegeven, je kon enorm met ze lachen. Nu wist ze het weer. Die herfst waren
de beperkte afmetingen van de woonkamertjes (4x4) tijdens een borrel ter sprake
gekomen. De woonkamers zaten aan de donkere en koude noordkant. De plannen
waren na enkele flessen wijn snel gesmeed. Ze zouden ruimte en licht creëren
door de tussenmuur uit te breken. Er bestonden aan beide kanten geen
kinderplannen, er waren geen huisdieren, ze werkten alle vier fulltime, waren
’s avonds vaak weg en “they got on, didn’t they?”. Ze zouden alleen de
huiskamer delen, de andere ruimtes van de twee huizen bleven vanzelfsprekend privéterrein.
Waarom ze er in hemelsnaam mee akkoord was gegaan was Veronique eigenlijk nog
steeds een raadsel. David en Ganti hadden er geen gras over laten groeien en
enkele enthousiaste weken, bouwtekeningen en Karweibezoeken later was het lot
van de muur beslecht, mooi vormgegeven met een grote boog. Ze hadden de banken
rug aan rug in de opening gezet en de eerste weken grappend en grollend de
koffie en koek ruggelings aan elkaar doorgegeven.
Na verloop van tijd begon Veronique
echter kleine veranderingen op te merken. Ze dacht aanvankelijk nog dat het aan
haarzelf lag. Die vaas bloemen had ze toch niet op het dressoir maar in de
vensterbank gezet? En wat waren de mandarijnen opeens snel op? De deur van haar
kledingkast had een sleutel en die draaide ze na gebruik altijd automatisch op
slot. Maar nu stond de deur soms op een kier. Sterker nog, ze kon die ene leuke
witte blouse nergens meer vinden! David zei dat ze zich dingen inbeeldde. Het
ergste vond ze dat hij stil en teruggetrokken werd. Als Veronique daar iets van
zei, wuifde hij haar bezwaren weg. Veronique begon meer tijd boven door te
brengen of bleef langer hangen op de sportschool. Ze sliep slecht, zo
unheimisch voelde hun ‘gezamenlijke woonkamer’ nu aan. Wat een onzalig
commune-achtig idee was dat doorbreken geweest, zeg!
Een paar weken na die
belachelijke verbouwing was David op een dag niet thuisgekomen. Tenminste, hij
was wel thuis geweest, maar was blijkbaar weer weggegaan. Z’n secretaresse had verbaasd
aan de telefoon verteld dat hij rond een uur of drie van kantoor was gegaan. Veronique
was bij thuiskomst eerst het hele (of moest ze zeggen halve?) huis doorgelopen,
maar er was in geen velden of wegen iemand te bekennen geweest. Het gekke was dat
Davids huissleutels en mobiele telefoon wél, maar z’n autosleutels en
portemonnee níet op de salontafel hadden gelegen. David zou nóóit zomaar zonder
bericht wegblijven, dat wist ze zeker, zo hecht waren zij gewoon. Waar ze helemaal
geen chocola van had weten te maken was het feit dat die dag kennelijk iemand
ook de magnolia, háár magnolia, had toegetakeld. Ze wist bijna niet wat ze
erger vond, de verdwijning van haar man of haar ontzielde boom, zo verloren
hadden de afgezaagde takken er in de tuin bijgelegen.
Veronique was er heilig van overtuigd
dat zowel Ganti als Askja iets te maken hadden met alle vreemde voorvallen van
de laatste tijd. Van ellende had ze een paar glazen rode wijn achterover geslagen,
een kalmeringsmiddel ingenomen en was ze naar bed gegaan. Onder haar kussen had
ze - in een opwelling - het broodmes neergelegd. Morgenochtend zou ze de
politie bellen, als er tenminste ook niet iets raars met háár zou gebeuren
vannacht!
Rond 4 uur ’s morgens was ze wakker
geworden van het bewegen van hun donzen dekbed. David was een woeler en ze werd
tot haar ergernis wel vaker wakker van hem... maar… huh? Haar hart had een slag
overgeslagen. Behoedzaam was ze overeind gekomen en had ze haar schemerlampje
aangeknipt. Ze keek tegen het achterhoofd van.. Ganti aan!? OMG, no! Voorzichtig
was haar hand onder haar kussen gegleden, op zoek naar het mes.
Veel later had ze de psychiater verteld
dat de stoppen toen moesten zijn doorgeslagen. Ze kon zich nog voor de geest
halen dat iemand haar bij de pols had beetgepakt en op de achtergrond een woedend
‘what the hell do you think you’re doing!?’ had geklonken. De rest was blanco,
noppes, nada. De psychiater had haar dossier weggeklikt en verzucht dat het zeer
spijtig was dat er doden waren gevallen. Ja.. hè, hè.